Ga verder naar de inhoud

Per dag worden op de Vlaamse spoedafdelingen van ziekenhuizen naar schatting 25 personen aangemeld na een suïcidepoging. Het werkelijke aantal suïcidepogingen ligt hoger gezien veel personen na een poging niet op de spoedafdeling terecht komen. De meeste hulpverleners zullen dus in hun loopbaan in aanraking komen met personen die een suïcidepoging ondernomen hebben.

Het risico op een suïcidepoging of een overlijden door suïcide is sterk verhoogd bij personen die reeds een poging ondernomen hebben. Om een nieuwe poging te voorkomen is een adequate psychosociale opvang en evaluatie na een poging noodzakelijk.

Hieronder lees je meer over:

  • eerste opvang en opvolging
  • opvang van naasten
  • reconstructie en evaluatie
  • het verdere zorgpad
  • wat neem je op in het beleid?
  • aanbevelingen

Eerste opvang en opvolging

Na een suïcidepoging dien je in eerste instantie de nodige somatische zorg te verlenen of in te schakelen. Bied ook zo snel mogelijk een eerste gesprek om de persoon goed te kunnen opvangen en om suïcidaliteit en zorgmogelijkheden te exploreren.

In de opvanggesprekken na een poging is het aanbevolen volgende aspecten te bespreken:

  • Huidige emoties
  • Huidige suïcidale intentie
  • Terugblik op de suïcidepoging
  • Risicofactoren bv. eerder zelfbeschadigend gedrag of poging, psychische problematieken, stressfactoren,…
  • Hulpbronnen bv. sociaal netwerk/steun, bereidheid tot verdere behandeling, coping vaardigheden
  • Toekomstperspectief en mate van hopeloosheid
  • Zorgbehoeften

Het in kaart brengen van de suïcidepoging, achterliggende factoren en zorgbehoeften vormt een goede basis voor het bepalen van het verdere zorgtraject.

De Leidraad Opvang en Evaluatie Suïcidaliteit (LOES) kan een houvast bieden bij dit gesprek. LOES is een semigestructureerd interview dat richtvragen biedt om in gesprek te gaan met personen met suïcidale gedachten of na een suïcidepoging. Het omvat twee delen: een basisbevraging en een verdere verkenning.

Opvang van naasten

Een suïcidepoging kan een beduidende impact nalaten op naasten. Voorzie dus een goede eerste opvang en ondersteuning van naasten, alsook van betrokken hulpverleners.

Activeer naasten (in de mate van het mogelijke) om een warme, ondersteunende en zorgende omgeving te bieden aan de suïcidale persoon en alert te blijven voor waarschuwingssignalen van suïcidaliteit in de toekomst. Bied informatie over suïcidepreventie en verwijs naar waar zij steun en hulp kunnen vinden.

Let er in een residentiële context op dat je ook een zorgvuldige informatieoverdracht en goede opvang aan medebewoners biedt. Geef daarbij geen details (bv. over de methode) en wees waakzaam voor de mogelijke impact (en risico op imitatiegedrag) bij medebewoners. Behoud een veilige omgeving waar gevoelens besproken kunnen worden en voorzie voldoende ondersteuning.

Reconstructie en evaluatie

Na een suïcidepoging kan je als hulpverlener of team de suïcidepoging reconstrueren en de omstandigheden rond de suïcidepoging evalueren. Dit kan helpen om de suïcidepoging te begrijpen, te verwerken en ervan te leren.

Er zijn verschillende evaluatiesystemen en -instrumenten ontwikkeld die bij deze evaluatie kunnen helpen (bv. PRISMA, SIRE). Je kan ook handvatten vinden in de Leidraad Reconstructie en Evaluatie na Zelfdoding (VLESP, 2023).

Het verdere zorgpad

In het verdere zorgpad is het belangrijk om oog te hebben voor zorgcontinuïteit. Enkele tips die hierbij kunnen helpen:

  • Breng steeds de huisarts op de hoogte. Betrek deze eventueel bij het ondersteunen van de persoon en de naasten.
  • Laat de stappen in het zorgpad goed op elkaar aansluiten. Daartoe is het belangrijk goede samenwerkingsafspraken te hebben binnen een regionaal netwerk.
  • Zorg steeds voor een degelijke informatieoverdracht naar een volgende hulpverlener of dienst bij een transfer of doorverwijzing.

Wat neem je op in het beleid?

Om een goede opvang én opvolging te verzekeren is het belangrijk dat er in het beleid afspraken zijn opgenomen over:

  • Hoe de eerste opvang na een suïcidepoging gebeurt.
  • Hoe een poging gemeld en geregistreerd wordt (registreer elke suïcidepoging, ook wanneer die zich buiten de zorginstelling voorgedaan heeft).
  • Hoe hierover gecommuniceerd wordt naar de verschillende betrokkenen (hulpverleners, naasten, medebewoners).
  • Hoe de verschillende betrokkenen opgevangen worden en nazorg kan geboden worden.
  • Wanneer, hoe en door wie er een reconstructie en evaluatie wordt opgezet.

Aanbevelingen

  • Zorg zo snel mogelijk voor een goede eerste opvang en psychosociale evaluatie van de persoon.
  • Zorg voor een goede informatieoverdracht aan alle betrokkenen en bied hen opvang (hulpverleners/team, medebewoners en naasten).
  • Bevorder zorgcontinuïteit door:
    • De opvang en zorg voor personen na een poging zo snel mogelijk op te starten.
    • Stappen in het zorgpad goed op elkaar te laten aansluiten.
    • Een degelijke informatieoverdracht naar de volgende hulpverlener de doen bij doorverwijzing.
    • De huisarts te informeren.
  • Registreer, reconstrueer en evalueer de suïcidepoging.