Ga verder naar de inhoud

Signalen herkennen

Als hulpverlener kan je op elk moment geconfronteerd worden met een persoon die denkt aan zelfmoord. Onderzoek toont dat 9 op 10 mensen die overleden aan suïcide contact hadden met een professionele hulpverlener in de laatste drie maanden voor hun dood.

Vaak is suïcidaliteit niet duidelijk waarneembaar en zal je de aanwezigheid van suïcidale gedachten (pro)actief moeten bevragen. Ook wanneer suïcidaliteit niet de reden van aanmelding is, is het belangrijk om het te bevragen en alert te blijven voor signalen.

Meer dan de helft van de mensen die aan zelfmoord denkt, zendt bewust of onbewust signalen uit.

De volgende dreigingen vereisen onmiddellijke hulp of aandacht, neem deze dus steeds ernstig:

  • Dreigen om zichzelf te verminken of te doden.
  • Methoden of middelen zoeken om zichzelf te doden
  • Praten of schrijven over de dood, sterven of zelfmoord

Onderstaande waarschuwingssignalen vereisen minder dringende hulp, maar dienen wel verder onderzocht te worden.

  • Hopeloosheid
  • Woede, boosheid of wraakzucht
  • Roekeloos gedrag of het schijnbaar zonder nadenken ondernemen van risicovolle activiteiten
  • Gevoel van vast te zitten, geen uitweg te zien
  • Toenemend alcohol- of druggebruik
  • Zich terugtrekken van familie, vrienden of de samenleving
  • Angst, agitatie of slaapproblemen
  • Sterke stemmingswisselingen
  • Geen redenen zien om te leven, de zin van het leven niet zien

Het risico op suïcidaal gedrag wordt groter wanneer er meerdere signalen gedurende langere tijd aanwezig zijn. Wees voornamelijk alert voor een verandering in gedrag.

Suïcidaliteit bevragen

Om suïcidaliteit tijdig te kunnen detecteren, is het proactief bevragen van suïcidaliteit essentieel. Je zal iemand niet aanzetten tot zelfmoord of op gedachten brengen door ernaar te vragen. Het gesprek aangaan is van groot belang aangezien dit suïcidale gedachten kan doen afnemen en na een suïcidepoging de kans op een nieuwe poging verkleint. Daarnaast helpt het de suïcidale persoon ook om gedachten omtrent zelfdoding te ordenen en het taboe en isolement te doorbreken.

Je zal iemand niet aanzetten tot zelfmoord of op gedachten brengen door ernaar te vragen

Wanneer en hoe bevragen

Eerst en vooral is het aanbevolen om suïcidaliteit standaard te bevragen tijdens één van de eerste hulpverlenende gesprekken.

Bij het bevragen peil je naar:

  • Huidige zelfmoordgedachten: “Heb je momenteel zelfmoordgedachten?”
  • Voorgeschiedenis:
    • “Heb je ooit zelfmoordgedachten gehad?” “Wanneer was dit?”
    • “Heb je ooit een zelfmoordpoging ondernomen?” “Wanneer was dit?”

Gezien het wisselende verloop van het suïcidale proces en het verhoogde risico op zelfdoding in de volgende situaties, bevelen we aan om de aanwezigheid van zelfmoordgedachten ook actief te bevragen:

  • Wanneer je signalen opmerkt dat het minder goed gaat met de persoon
  • Bij transitiemomenten (bv. ontslag na een opname, bij overgang van residentiële naar ambulante behandeling,…)
  • Wanneer risicofactoren toenemen of beschermende factoren afnemen
  • Bij andere mogelijk ingrijpende (toekomstige) veranderingen (bv. ontslag, verlies van een dierbare,…)

LET OP: dit doe je ook bij personen die eerder (bv. bij een intakegesprek) aangaven geen suïcidale gedachten te hebben. Wees ook extra alert bij personen die in het verleden een suïcidepoging ondernamen.

Het is niet eenvoudig om uit het niets over een gevoelig onderwerp als zelfmoord te praten. Soms kan het helpen om te vertrekken vanuit een concrete observatie, bijvoorbeeld vanuit signalen die je opgevangen hebt:

  • “Je zegt dat je het niet meer ziet zitten, bedoel je hiermee dat je aan zelfmoord denkt?”
  • “Je zegt dat ‘alles’ niet meer gaat, zie je ook het leven niet meer zitten? Denk je dan aan zelfmoord?”

Aanbevelingen

Om tijdig te kunnen ingrijpen, dien je suïcidaliteit proactief te bevragen bij elke persoon en tijdens de behandeling alert te blijven voor mogelijke signalen van zelfmoordgedachten.

Gezien het verhoogde risico op zelfdoding in de volgende situaties, dien je de aanwezigheid van zelfmoordgedachten (opnieuw) actief te bevragen:

  • Wanneer je signalen opmerkt dat het minder goed gaat met de persoon
  • Bij transitiemomenten (bv. ontslag na een opname, bij overgang van residentiële naar ambulante behandeling,…)
  • Wanneer risicofactoren toenemen of beschermende factoren afnemen
  • Bij andere mogelijks ingrijpende (toekomstige) veranderingen (bv. ontslag, verlies van een dierbare,…)