Ga verder naar de inhoud

Preventie is mogelijk


Personen met (kenmerken van) autisme verdienen bijzondere aandacht in suïcidepreventie. Suïcidale gedachten, suïcidepogingen en suïcides komen in deze doelgroep namelijk opmerkelijk meer voor dan in de algemene bevolking. Aan de basis hiervan liggen talrijke factoren. Maar net als bij de algemene bevolking is het suïcidaal proces ook bij personen met autisme niet onomkeerbaar.

Preventie is mogelijk en hard nodig. Daartoe dienen we vroegtijdig en diepgaand in gesprek te kunnen gaan over suïcidaliteit. Hoe eerder je kan ingrijpen in het suïcidaal proces, hoe meer preventiemogelijkheden dit biedt.

Hoe ga je hier als zorg- of hulpverlener mee om? Ondanks de urgentie is de kennis over het bespreken en aanpakken van zelfmoordgedachten bij autistische personen in de praktijk beperkt. Deze leidraad werd ontwikkeld om aan deze praktijknoden tegemoet te komen.

Enkele cijfers


Suïcidale gedachten en gedrag komen vaak voor bij autistischemensen en opmerkelijk meer dan in de algemene bevolking.
  • Suïcidegedachten komen voor bij 31% tot 72% van de autistische bevolking, dit ligt tot 9 keer hoger dan in de algemene bevolking.
  • 23% tot 36% van de autistische mensen ondernam ooit een suïcidepoging. 7% van alle personen die een suïcidepoging ondernemen, heeft een diagnose van autisme.
  • Mensen met autisme overlijden tot 8 keer meer door suïcide dan de algemene bevolking. Bij 11% van alle personen die overlijden door suïcide is er sprake van een diagnose of kenmerken van autisme.
  • Autistische vrouwen blijken extra kwetsbaar voor suïcidaal gedrag, evenals autistische personen die zich identificeren als non-binair of transgender.

Mythes


“Autistische personen die praten over zelfdoding, doen het niet.”

Wanneer iemand praat over zelfdoding, is dit een signaal dat het echt niet goed gaat. Beschouw het dus niet als ‘aandachttrekkerij’ en ga er niet aan voorbij. Neem elk signaal ernstig en ga erover in gesprek, dit is de sleutel naar preventie.

“Door zelfmoordgedachten te bevragen bij personen met autisme, breng je hen op ideeën.”

Suïcidegedachten of -pogingen kunnen niet plots ontstaan vanuit een gesprek erover. Aan de basis ligt immers steeds een complex en langdurig proces waarin veel factoren een rol spelen. Door het gesprek erover aan te gaan doorbreek je juist de stilte en het taboe en maak je preventie mogelijk.

“Zelfmoord kan je niet voorkomen bij personen met autisme.”

Ook bij personen met autisme is het mogelijk om zelfmoord te voorkomen. Vroegdetectie van suïcidegedachten en het bespreekbaar maken van suïcidaliteit is hierin een eerste stap.

“Personen met autisme die aan zelfdoding denken, hebben geen wens meer om te leven.”

Een doodswens is vaak ambivalent, ook bij personen met autisme. Dit betekent dat men vaak niet zozeer dood wil, maar geen mogelijkheid meer ziet om op de huidige manier verder te leven. Het verlangen naar een ander leven is dikwijls sterker dan het verlangen om dood te zijn. Dit biedt mogelijkheden tot preventie.

Vier basisprincipes


Vier basisprincipes staan centraal in de zorg aan suïcidale personen met autisme.

1. Contact maken en houden

Maak contact met de persoon op een manier die aansluit bij hun communicatiestijl en met begrip voor hun leefwereld. Hou rekening met autismevriendelijke communicatie (zie verder) en bied visuele ondersteuning. Schep een klimaat waarin je gedachten over de dood en suïcidaliteit openlijk kan bespreken. Bevraag ook proactief op welke manier de persoon met autisme wil communiceren en welke termen die verkiest.

2. Veiligheid bevorderen

Sta samen met de autistische persoon en de naaste(n) stil bij hoe de persoon veilig kan blijven in een (toekomstige) suïcidale crisis om deze te kunnen overbruggen.

  • Wat doe je niet?

Ga niet meteen over tot restrictieve veiligheidsmaatregelen, zoals de persoon continu onder toezicht houden, of direct tot opname overgaan. Dit is lang niet noodzakelijk noch aangewezen bij elke persoon die met suïcidegedachten kampt. Ook het opstellen van een afspraak of non-suïcidecontract (dit is een contract waarmee je met de autistische persoon afspreekt dat die geen poging zal ondernemen binnen een bepaalde tijd) is geen helpende interventie.

  • Wat doe je wel?

Exploreer de suïcidaliteit en de onderliggende risicofactoren, hulpbronnen en zorgnoden grondig vooraleer over te gaan tot maatregelen. Zet ook in op Safety Planning (zie verder), om de persoon en de naasten voor te bereiden op een toekomstige suïcidale crisis. Dit is belangrijk, gezien personen met autisme soms snel de stap van suïcidale gedachten naar gedrag kunnen zetten.


3. Naasten betrekken

Het betrekken van naasten in de begeleiding van personen met autisme is essentieel. Naasten kunnen immers steun bieden aan de persoon met autisme en hebben vaak ook zelf nood aan psycho-educatie en ondersteuning.

Tips

  • Neem zelf het initiatief en stimuleer de persoon om naasten te betrekken, uiteraard met respect voor het beroepsgeheim en de autonomie van de persoon. Leg uit waarom dit nuttig of belangrijk kan zijn. Ook wanneer de persoon dit eerder niet wil of nodig vindt, exploreer dan wat de redenen hiervoor zijn.
  • Laat naasten een actieve rol opnemen in de zorg. Bied psycho-educatie en bespreek hoe ze steun kunnen bieden, in gesprek kunnen gaan, zorgen voor een veilige omgeving, ... Bespreek dit samen met de persoon met autisme, zodat die zelf kan aangeven wat die al dan niet helpend vindt.
  • Houd rekening met de draagkracht van de naasten en geef mee waar zij steun kunnen vinden.

4. Zorgcontinuïteit bewaken

Heel wat drempels bemoeilijken de continuïteit van zorg voor personen met autisme. Bij een doorverwijzing of na ontslag (een risicoperiode voor suïcidaal gedrag) zijn volgende zaken van belang:

  • Duidelijke informatie over vervolgzorg;
  • Goede informatie-overdracht naar de huisarts en volgende hulpverlener, inclusief informatie over de suïcidaliteit (bv. inzake Risicoformulering, Safety Plan);
  • Contactname om te polsen of de persoon goed is terechtgekomen bij de volgende hulpverlener.

Het kan nuttig zijn aan te sluiten bij een regionaal netwerk, zodat je zicht hebt op het zorgaanbod in jouw regio.

Aanbevelingen

  • Gezien de hoge prevalentie is suïcidaliteit een topic dat niet onbesproken mag blijven binnen de hulpverlening aan personen met autisme. Wees steeds alert voor signalen, bevraag suïcidaliteit proactief en expliciet en zet zo in op vroegdetectie.
  • Bouw een goed contact en vertrouwensband op en schep een klimaat waarin je moeilijke thema’s zoals gedachten over de dood en suïcidaliteit openlijk kan bespreken. Hou hierbij rekening met autismevriendelijke communicatie.
  • Bevorder veiligheid a.d.h.v. een grondige exploratie van de suïcidaliteit en Safety Planning.
  • Betrek naasten en bespreek samen op welke manier ze de persoon met autisme kunnen steunen. Houd rekening met hun draagkracht en verwijs ook hen naar hulp.
  • Bevorder zorgcontinuïteit a.d.h.v. een goede opvolging van personen met autisme, ook na doorverwijzing of ontslag.