Het suïcidaal proces
Dit deel biedt inzicht in het suïcidale proces en factoren die een rol spelen in het ontstaan van suïcidegedachten en suïcidaal gedrag bij kinderen en jongeren. Het meeste onderzoek hiernaar richt zich op jongeren, veelal vanaf een leeftijd van 12 jaar. Er is dus minder bekend over leeftijdsspecifieke factoren bij kinderen jonger dan 12 jaar.
Ontstaan van suïcidale gedachten en gedrag bij jongeren
Nooit één factor
Net zoals bij andere leeftijdsgroepen ontstaan suïcidale gedachten en gedrag bij kinderen en jongeren steeds vanuit een complexe interactie van factoren die neurobiologisch, psychiatrisch, psychologisch en sociaal van aard kunnen zijn. Een suïcide kan dus nooit verklaard worden vanuit één specifieke factor of trigger. Meer over verklarende modellen lees je hier.
Wat kenmerkt het suïcidale proces?
Ook bij kinderen en jongeren wordt suïcidaal gedrag voorafgegaan door een proces, beginnend met een eerste gedachte, naar meer concrete plannen, tot het uitvoeren van een suïcide(poging). Meer informatie en een educatieve video over het suïcidale proces vind je hier.
Bij kinderen en jongeren wordt dit proces echter niet altijd herkend. Hierdoor kan het lijken alsof zij als het ware vanuit het niets een suïcidepoging of suïcide ondernemen, terwijl daar vaak veel gedachten aan zijn voorafgegaan en verschillende factoren in hebben meegespeeld. Jongeren hebben daarnaast minder vaak van tevoren al een concreet plan uitgedacht en handelen op dat moment impulsief.
Dit toont dat jongeren snel de overgang van gedachten naar gedrag kunnen maken en een concreet plan vaak niet op voorhand is uitgedacht.
Niet elke jongere die een suïcidepoging onderneemt, wil daadwerkelijk sterven. Vaak willen zij ontsnappen, hebben zij het gevoel zich in een ondraaglijke situatie te bevinden of hebben vreselijke gedachten.
Risicofactoren
Er zijn heel wat verschillende factoren die een impact kunnen hebben op de ontwikkeling van suïcidaal gedrag bij kinderen en jongeren (zie kader). De aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren betekent daarbij niet dat een kind of jongere sowieso suïcidaal gedrag zal ontwikkelen. Wanneer een kind of jongere met suïcidale gedachten zit, is het wel nuttig om deze risicofactoren in kaart te brengen.
Kader: Overzicht van risico- en beschermende factoren van suïcidaal gedrag bij jongeren
Risicofactoren | 1. Genetische en neurobiologische factoren |
2. Psychologische factoren | |
3. Socio-demografische factoren (waaronder armoede) | |
4. Genderidentiteit en seksuele oriëntatie | |
5. Psychische problemen (waaronder zelfbeschadiging en eerder suïcidaal gedrag) | |
6. Familiale factoren | |
7. Ingrijpende levensgebeurtenissen (waaronder geweld en verlieservaringen) | |
8. Blootstelling aan suïcide | |
9. Toegang tot middelen | |
Beschermende factoren | 1. Sociale verbondenheid |
2. Copingvaardigheden | |
3. Hulpverlening (bereidheid, toegang, therapeutische relatie) |
1. Genetische en neurobiologische factoren
Het uitgangspunt is het stress-kwetsbaarheidmodel dat suïcidaal gedrag verklaart als het gevolg van een wisselwerking tussen een kwetsbaarheid, zoals bijvoorbeeld een genetische aanleg, en uitlokkende stresserende levensomstandigheden, zoals bijvoorbeeld een psychiatrische aandoening. Er is maar weinig onderzoek gedaan bij kinderen en jongeren naar de rol van genetische factoren.
Neuroplasticiteit (d.w.z. het brein ontwikkelt en past zich gedurende de levensduur aan op basis van het leven en de ervaringen) kan verminderd zijn bij personen die kampen met suïcidaal gedrag, dit leidt ertoe dat zij minder in staat zijn om adequate copingstrategieën en probleemoplossende vaardigheden in te zetten.
2. Psychologische factoren
Er zijn verschillende psychologische factoren die kunnen bijdragen tot het ontstaan van suïcidaal gedrag bij kinderen en jongeren.
- Impulsiviteit
- Prikkelbaarheid
- Perfectionisme
- Ruminatie
- Hopeloosheid
- Gevoel van waardeloosheid
- Maladaptieve coping vaardigheden:
- Probleemoplossende vaardigheden
- Cognitieve distorsie (overdreven of irrationeel denkpatroon)
- Beperkte emotieregulatie vaardigheden (vermogen om je eigen emotionele reacties te beheersen)
3. Socio-demografische factoren
Geslacht
Suïcide komt vaker voor bij mannen, terwijl suïcidepogingen en suïcidegedachten vaker voorkomen bij vrouwen. Meer hierover lees je in het deel Prevalentie.
Sociaaleconomische status (SES) en armoede
Een lage SES of armoede gaat gepaard met factoren die het risico op suïcidaal gedrag verhogen. Zo kan armoede leiden tot minder toegankelijkheid tot hulpverlening en heeft armoede ook invloed op de leefstijl (minder toegang tot goede huisvesting of gezonde voeding en leefstijl, omdat men de middelen niet heeft).
4. Genderidentiteit en seksuele oriëntatie
LGBT+ jongeren (met name niet-heteroseksuele en transgender jongeren) hebben een sterk verhoogd risico op het ontwikkelen van suïcidale gedachten en gedrag.
LGBT+ jongeren kampen vaak met stigmatisering en victimisatie door anderen en worden zo frequent geconfronteerd met sociale uitsluiting, discriminatie en geweld. Het is belangrijk om bij deze jongeren extra alert te zijn, seksuele oriëntatie, genderidentiteit en suïcidaliteit steeds grondig te bevragen en te werken aan inclusieve hulpverlening.
- Hier vind je tips voor hulpverlening aan LGBT+ personen: www.cavaria.be/we-care.
- Meer over zorg voor transgenderpersonen vind je hier: www.transgenderinfo.be.
5. Psychische problemen en eerder suïcidaal gedrag
Psychische problemen
Suïcidaal gedrag komt vaak voor in de context van een psychische problematiek, met name bij stemmingsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen (zoals autisme en ADHD), en middelenafhankelijkheid/misbruik. Daarnaast zien we dat comorbiditeit (wanneer een persoon twee of meer psychiatrische aandoeningen heeft) een sterk verhoogd suïciderisico veroorzaakt, in het bijzonder de combinatie stemmingsstoornis met middelenmisbruik.
Eerder suïcidaal gedrag
De grootste voorspeller van suïcidaal gedrag is een eerdere suïcidepoging. Het risico op een nieuwe poging is het hoogste in de eerste maand na de eerste poging. Het is dus van essentieel belang om in kaart te brengen of er al eerder een poging is ondernomen en om na een poging een goede opvoling te voorzien.
Zelfbeschadigend gedrag
Zelfbeschadigend gedrag is ook sterk gerelateerd aan suïcide. Bij zelfbeschadiging brengt een persoon zichzelf opzettelijk en op een directe manier een fysiek letsel toe, zonder de bedoeling te hebben te overlijden.
Wanneer je zelfbeschadigend gedrag opmerkt dien je dus alert te zijn voor een mogelijk suïciderisico.
Meer over zelfbeschadiging vind je hier.
6. Familiale factoren
Gezinsproblemen
Gezinsproblemen kunnen een rol spelen in de ontwikkeling van suïcidaal gedrag, waaronder een scheiding of ruzies binnen het gezin. Daarnaast zijn er een aantal verschillende manieren waarop het gedrag van ouders en kinderen een rol kan spelen bij de ontwikkeling van suïcidaal gedrag, wanneer het kind problemen ervaart:
- Negatieve interacties tussen kind en ouders
- Ouders zijn niet betrokken bij het leven van hun kind
- Ouders hebben geen weet of begrip van klachten
Daarnaast hebben kinderen van ouders met een psychiatrische aandoening of afhankelijkheids-problematiek (KOPP/KOAP doelgroep) een verhoogd risico op het ontwikkelen van suïcidaal gedrag
Ingrijpende levensgebeurtenissen
Een groot deel van de jongeren die overlijden door suïcide hebben stressvolle levensgebeurtenissen en traumatische ervaringen meegemaakt. Studies tonen dat volgende levensgebeurtenissen een ingrijpende impact kunnen hebben en het risico op suïcide sterk kunnen verhogen:
- Pesten (waaronder ook cyberbullying)
- Geweld en misbruik
- Verlieservaringen zoals het overlijden van een naaste
Houd naast deze ingrijpende gebeurtenissen ook rekening met leeftijdsspecifieke stressoren. Stressoren die voor volwassenen minimaal lijken kunnen bij jongeren immers een belangrijke rol spelen in het ontstaan van suïcidaal gedrag, zoals bijvoorbeeld het verbreken van een romantische relatie, uitdagingen op schoolvlak of druk vanuit de thuiscontext. Neem deze stressoren dus steeds ernstig, ook wanneer deze minder ingrijpend lijken vanuit het oogpunt van een volwassene.
7. Blootstelling aan suïcide
Blootstelling aan een suïcide in de omgeving (bij familie, vrienden of andere naasten) of aan expliciete content over suïcide in de media kan voor kwetsbare jongeren het risico verhogen om ook zelf suïcidale gedachten of gedrag te ontwikkelen. Daarnaast hebben jongeren een verhoogd risico op kopieer-/imiteergedrag.
Dit alles benadrukt het belang van een goede opvang van jongeren na blootstelling aan suïcide en het in rekening brengen van deze ervaringen als een risicoverhogende factor.
8. Toegang tot middelen
Wanneer middelen of methodes voor zelfdoding gemakkelijk beschikbaar zijn (bv. bepaalde medicatie) of toegankelijk zijn (bv. bepaalde plaatsen), kan de stap naar suïcide gemakkelijker en sneller worden gezet. Het beperken van de toegang tot middelen is dan ook een effectieve preventiestrategie, die zeker ook bij jongeren van belang is gezien een poging vaak impulsief gebeurt.
Beschermende factoren
Naast risicofactoren zijn er ook factoren die ervoor kunnen zorgen dat suïcidaal gedrag zich minder snel zal ontwikkelen. Er is echter minder onderzoek naar beschermende factoren bij kinderen en jongeren, waardoor onderstaande informatie daarover nog beperkt is. Ondanks de beperkte kennis erover, is het essentieel deze factoren mee in rekening te brengen bij het formuleren van het risico en het bepalen van de behandelsetting en verdere zorg.
1. Sociale verbondenheid
Sociale verbondenheid speelt op alle leeftijden een belangrijke rol. Dit houdt in dat je het gevoel hebt bij een groep te horen of je emotioneel betrokken voelt bij anderen. Uit onderzoek blijkt dat sociale verbondenheid met familie/ouders, leeftijdsgenoten, school, religie,… een belangrijke beschermende factor kan zijn die suïcidaal gedrag kunnen tegengaan
Het is dus belangrijk om de sociale omgeving in kaart te brengen, maar vooral ook de mate waarin jongeren zich subjectief gezien verbonden voelen met anderen. Deze informatie is tevens van belang om op te nemen in de risicoformulering en het Safety Plan.
2. Copingvaardigheden
Copingvaardigheden verwijzen naar vaardigheden die je inzet om met gebeurtenissen in je leven om te gaan. Meerdere studies toonden aan dat coping vaardigheden een beschermende rol spelen en suïcidaal gedrag kunnen tegengaan. Zeker wanneer er sprake is van negatieve levensgebeurtenissen, zijn coping vaardigheden van groot belang.
Welke vaardigheden kunnen helpen?
- Cognitieve vaardigheden: vaardigheden die nodig zijn om informatie te verwerken, onthouden en organiseren;
- Emotieregulatie vaardigheden: het vermogen om je eigen emotionele reacties te beheersen;
- Probleemoplossende vaardigheden: vaardigheden die nodig zijn om een probleem te (h)erkennen en aan te pakken of op te lossen.
Zowel het motiveren tot contact zoeken en praten, het versterken van cognitieve coping vaardigheden, als het reguleren van emoties zoals boosheid en schuldgevoelens kunnen belangrijke ankerpunten voor interventies zijn.
3. Hulpverlening
Het openstaan voor en vinden van hulp kan jongeren beschermen tegen suïcidaal gedrag.
Jongeren staan veelal open voor professionele hulp. Verder is het hebben van een goede therapeutische relatie een belangrijke beschermende factor. Daar liggen dus veel kansen voor preventie.
Ondanks dat jongeren wel open staan voor professionele hulp na een suïcidepoging zijn de meeste jongeren niet snel geneigd om hulp te zoeken voor mentale problemen, waaronder suïcidaal gedrag. Daarnaast is het ook zo dat de toegang tot hulp niet voor iedere jongere vanzelfsprekend is. Jongeren motiveren tot het zoeken van hulp en de drempel verlagen zijn dus belangrijke werkpunten.
Te onthouden
- Suïcidaal gedrag is complex en ontstaat vanuit een interactie tussen neurobiologische, psychiatrische, psychologische en sociale factoren.
- Slechts bij een minderheid van de Vlaamse jongeren is er sprake van een vooraf uitgedacht plan.
- Risicofactoren zijn factoren die een rol kunnen spelen in het ontstaan en het verloop van suïcidaal gedrag. Bijvoorbeeld het hebben van een psychische problematiek of het meemaken van ingrijpende levensgebeurtenissen. Er is nooit één risicofactor die leidt tot de ontwikkeling van suïcidaal gedrag.
De aanwezigheid van risicofactoren leidt niet altijd tot suïcidaal gedrag, maar de kans erop is wel vergroot. - Beschermende factoren zijn factoren die ervoor kunnen zorgen dat suïcidaal gedrag zich minder snel zal ontwikkelen. Bijvoorbeeld een goed netwerk, coping strategieën of beschikbare hulp.
Aanbevelingen
Breng per individu in kaart welke risicofactoren en beschermende
factoren voor suïcidaal gedrag aanwezig zijn. Zo krijg je een goed
zicht op de suïcidaliteit en kan je het suïciderisico formuleren.
1. Psychologische factoren
in welke mate...
- ...is het kind/de jongere impulsief?
- ...is het kind/de jongere prikkelbaar?
- ...is het kind/de jongere perfectionistisch?
- ...is het kind/de jongere een piekeraar?
- ...ervaart het kind/de jongere gevoelens van hopeloosheid en waardeloosheid?
2. Seksuele oriëntatie en genderidentiteit
- Hoe ervaart de jongere diens seksuele oriëntatie?
- Hoe ervaart het kind/de jongere diens genderidentiteit?
- In welke mate is er zelfaanvaarding?
- In welke mate is er aanvaarding door de omgeving?
3. Psychische problemen
- Met welke psychische problemen worstelt het kind/de jongere? Is er bv. sprake van depressie, angst, een eetstoornis of een ontwikkelingsstoornis?
- Is er sprake van zelfbeschadiging (recent + historiek)?
- Is er sprake van ander risicogedrag?
- Ondernam het kind/de jongere ooit een suïcidepoging?
4. Sociale context
- Hoe is de relatie met de ouders?
- Doen of deden er zich in de familie psychische problemen voor?
- Hoe is de relatie met vrienden?
- Hoe is de schoolcontext en ervaren druk?
- Is er sprake van sociale isolatie en/of uitsluiting?
5. Ingrijpende levensgebeurtenissen
- Werd het kind/de jongere geconfronteerd met geweld (verbaal, emotioneel, fysiek of seksueel)?
- Maakte het kind/de jongere een verlieservaring mee (relatiebreuk, overlijden, …)?