Ga verder naar de inhoud

Suicidepreventie bij kinderen en jongeren

In deze richtlijn ontdek je hoe je als zorg- of hulpverlener zelfmoordgedachten bij kinderen en jongeren kan detecteren, bespreken en aanpakken.

Preventie is mogelijk

De prevalentie van suïcidale gedachten en gedrag bij jongeren ligt hoog, dit blijkt duidelijk uit onderzoek en de dagelijkse praktijk. Onderzoek naar suïcidepreventie bij kinderen en jongeren is gelukkig bemoedigend. Zowel interventies binnen de hulpverlening als interventies binnen het onderwijs of de maatschappij kunnen doeltreffend zijn in het reduceren van suïcidegedachten en het voorkomen van suïcidaal gedrag.

Preventie is dus mogelijk, wanneer we vroegtijdig en diepgaand met het kind en/of de jongere in gesprek kunnen gaan over suïcidaliteit. Hoe eerder je daarbij kan ingrijpen wanneer er sprake is van suïcidale gedachten of gedrag, hoe meer preventiemogelijkheden dit biedt.

Let op deze mythes

“Kinderen en jongeren die praten over zelfdoding, doen het niet.”

Dit is een mythe! Wanneer kinderen en jongeren praten over zelfdoding is dit een signaal dat het echt niet goed met hen gaat. Beschouw het dus niet als ‘aandachttrekkerij’ en ga er niet aan voorbij. Neem elk signaal ernstig en ga erover in gesprek, dit is de sleutel naar preventie.

“Door zelfmoordgedachten te bevragen bij kinderen en jongeren, breng je hen op ideeën.”

Dit is een mythe! Suïcidegedachten of suïcidaal gedrag kan niet zomaar ontstaan vanuit een gesprek erover. Aan de basis ligt immers steeds een complex en langdurig proces waarin veel factoren een rol spelen. Door het gesprek erover aan te gaan doorbreek je de stilte en het taboe en maak je preventie mogelijk.


Basisprincipes voor preventie

Vier basisprincipes liggen aan de basis van suïcidepreventie: contact maken, veiligheid bevorderen, naasten betrekken en zorgcontinuïteit bewaken.

1. Contact maken

Een eerste cruciaal element in de begeleiding van kinderen en jongeren is het maken van contact, het opbouwen van een vertrouwensband en het uitbouwen van een therapeutische relatie waarin er vrijuit over moeilijke thema’s zoals suïcidaliteit kan worden gesproken.

Stem je contact goed af op de specifieke levensfase, de diverse levenservaringen en de unieke culturele context van de jongere. Ga daarbij zo inclusief mogelijk te werk en houd rekening met mogelijke drempels die jongeren kunnen ervaren (bv. doordat zij deel uitmaken van een minderheidsgroep omwille van hun genderidentiteit, seksuele oriëntatie, etniciteit, religie of beperking). Bevraag bijvoorbeeld proactief op welke manier de jongere wil communiceren, welke termen je beter wel of niet gebruikt, hoe comfortabel ze zich voelen in het bespreken van bepaalde topics en welke visie ze hebben op suïcidaliteit en onderliggende oorzaken. Dit kan bijdragen tot een cultuursensitievere hulpverlening en een sterkere therapeutische relatie.

Jongeren vinden het belangrijk om zich te kunnen identificeren met de hulpverlener, echt te connecteren en als gelijke te worden gezien en behandeld. Deel dus ook eens iets over jezelf of ga op zoek naar wat jou met de jongere kan verbinden. Sta in elk geval open om je te kunnen inleven in de identiteit en leefwereld van de jongere. Verdiep je ook in hoe je je hulpverlening inclusiever kan maken om die connectie te kunnen waarborgen.

Tip!

Is contact maken moeilijk? Dan kunnen visuele tools helpen om het gesprek te starten, de jongere te leren kennen en een band op te bouwen. WAT WAT ontwikkelde een kaartspel dat hierbij kan helpen.

2. Veiligheid bevorderen

Een tweede belangrijk element in de zorg aan kinderen en jongeren die aan suïcide denken is het bevorderen van hun veiligheid om een suïcidepoging in de toekomst te kunnen vermijden. Ga daarbij niet te restrictief te werk, maar focus op het bevorderen van autonomie en breng kinderen, jongeren en hun ouderfiguren inzicht, een plan van aanpak en vaardigheden bij om een crisis te kunnen overbruggen.

Wat doe je beter niet?

Het lijkt misschien logisch om restrictieve veiligheidsmaatregelen in te zetten, zoals de jongere steeds onder toezicht houden, of de jongere in opname plaatsen. Maar dergelijke maatregelen zijn lang niet noodzakelijk noch aangewezen bij elke jongere die met suïcidegedachten kampt. De meeste jongeren met suïcidegedachten gaan immers niet over tot suïcidaal gedrag.

Ook het opstellen van een non-suïcidecontract (dit is een contract waarmee je met de jongere afspreekt dat hij/zij/die gaan poging zal ondernemen binnen een bepaalde tijd) of het maken van soortgelijke afspraken zijn geen helpende interventies.

Wat doe je beter wel?

Vooraleer over te gaan tot maatregelen, dien je eerst een grondige inschatting van de suïcidaliteit, de risicofactoren en beschermende factoren te maken. Dit kan aan de hand van de Tool Risicoformulering.

Jongeren dienen vervolgens inzicht, een plan van aanpak en vaardigheden ter beschikking te krijgen om voorbereid te zijn op een mogelijke toekomstige crisis. Gezien jongeren soms snel de stap van suïcidale gedachten naar gedrag kunnen zetten, is het opmaken van een plan waarmee de jongere zichzelf (met de hulp van naasten) veilig kan houden in een toekomstig crisismoment een must. Meer over Safety Planning lees je in het deel Interventies.

3. Naasten betrekken

Het betrekken van naasten in de behandeling van kinderen en jongeren is een must, gezien naasten steun kunnen bieden én gezien ze baat kunnen hebben bij psycho-educatie. Ook bij oudere adolescenten is het aangewezen hen hiertoe actief te motiveren en aan te moedigen. Ook wanneer de jongere dit eerder niet wil of nodig vindt, exploreer dan wat de redenen hiervoor zijn.


  • Ouderfiguren kunnen unieke inzichten bijbrengen over de leefwereld van het kind/de jongere.
  • Ouderfiguren kunnen een actieve rol opnemen in de zorg en het kind/de jongere informatie en steun bieden, motiveren tot hulp en mee zorgen voor een veilige omgeving. Bied hen psycho-educatie over waarschuwingssignalen, hoe in gesprek gaan over zelfdoding, hoe de jongere te ondersteunen. Betrek ook het kind/de jongere in dit gesprek, zodat die zelf kan aangeven wat die al dan niet helpend of ondersteunend vindt.
  • Ouderfiguren hebben baat bij ondersteuning en hulp. Valideer hun gevoelens, bezorgdheden en expertise. Bied hen voldoende uitleg over suïcidaliteit en de behandeling en over waar zij steun kunnen vinden.
  • Familiegerichte interventies kunnen helpen. Het kan zinvol zijn het volledige gezin extra vaardigheden aan te leren, zoals probleemoplossende vaardigheden, vaardigheden om communicatie met elkaar te versterken en conflicten constructief op te lossen.
  • Verbondenheid werkt beschermend. Inzetten op het gevoel van verbondenheid met naasten is een beschermende factor en bevordert het herstel van de jongere. Ondersteun de jongere dus om de relatie met de ouderfiguren te verbeteren of te herstellen. Een aanklampende aanpak is hier aanbevolen. In sommige gevallen zal de relatie moeilijker te herstellen zijn (bv. bij intrafamiliaal geweld) en zal de focus liggen op het installeren van afstand, veiligheid en het uitbouwen van een ander steunend netwerk dat het herstelproces kan ondersteunen en bevorderen

Tip!

Op www.zelfmoord1813.be/ouders vinden ouders meer informatie en getuigenissen over hoe om te gaan met een kind dat aan zelfdoding denkt.

Op www.familiereflex.be vind je meer richtlijnen en tips over hoe je naasten kan betrekken in de zorg.

4. Zorgcontinuïteit bewaken

Hiaten in het zorgtraject kunnen risicovolle momenten zijn en het suïciderisico verhogen. Een goede opvolging van suïcidale kinderen en jongeren voor, tijdens en na de behandeling is daarom van belang.

Heel wat drempels bemoeilijken de continuïteit van zorg voor kinderen en jongeren, waaronder de beperkte capaciteit van de geestelijke gezondheidszorg die vaak wachtlijsten met zich meebrengt of zorgt voor hiaten binnen het hulpverleningstraject.

Toch wensen we het belang te benadrukken van een goede opvolging van suïcidale kinderen en jongeren, zowel voor, tijdens als na een zorgtraject.


Vóór het zorgtraject

Wanneer de jongere nog geen toegang heeft tot hulp of er een wachttijd is kan je alvast het gesprek aangaan over de suïcidale gedachten. Je kan samen nadenken over bij wie de jongere terecht kan in de nabije omgeving en over wat voor afleiding en steun kan zorgen. Je kan ook verwijzen naar www.awel.be en www.zelfmoord1813.be Je kan samen een Safety Plan opmaken (zie verder), zodat eventuele crisismomenten kunnen overbrugd worden.


Tijdens het zorgtracject

Volg de suïcidaliteit ook tijdens de behandeling goed op. Dat betekent dat je het af en toe herbevraagt of herbespreekt en de zorg daarop afstemt. Zo kan je er bv. tijdens periodes van crisis voor opteren om de jongere vaker te zien.


Na doorverwijzing of ontslag

De periode na ontslag (vnl. vanuit een residentiële setting) staat gekend als dé grootste risicoperiode voor het stellen van suïcidaal gedrag. Verder kan de transitie van kind naar jongere en van jongere tot jongvolwassene voor hiaten in de hulpverlening zorgen, gezien ze dan vaak van hulpverlener of dienst dienen te wisselen.

Zorg ervoor dat de jongere na ontslag bij een andere hulpverlener of brugfiguur terecht kan voor mogelijke toekomstige crisismomenten (bv. de huisarts, een ambulant psycholoog, …). Het kan nuttig zijn je aan te sluiten bij een regionaal netwerk, zodat je een zicht hebt op het zorgaanbod in jouw regio.

Zorg ook voor een goede informatie-overdracht naar deze hulpverlener. Dit omvat minstens een omschrijving van de suïcidaliteit en optimaal ook een risicoformulering en informatie over safety planning.

Idealiter voorzie je na ontslag nog een contactname met de jongere om te polsen hoe het gaat en of de jongere goed is terechtgekomen bij de volgende hulpverlener.

Aanbevelingen Basisprincipes

 

1. MAAK CONTACT

  • Bouw een goed contact en een vertrouwensband op.
  • Werk inclusief met aandacht voor de leefwereld en context.
  • Schep een klimaat waarin je moeilijke thema’s zoals gedachten over de dood en suïcidaliteit openlijk kan bespreken

2. BEVORDER VEILIGHEID

  • Bevorder veiligheid aan de hand van risicoformulering en safety planning.
  • Ga niet te snel over tot restrictieve maatregelen.
  • Stimuleer autonomie in het zorgen voor een veilige omgeving.

3. BETREK NAASTEN

  • Beschouw naasten als partner en betrek hen in alle stappen van de zorg.
  • Valideer de gevoelens en bezorgdheden van naasten en respecteer hun expertise.
  • Motiveer hen om een actieve rol op te nemen om de jongere te steunen en de thuisomgeving veilig te houden.
  • Bied psycho-educatie over suïcidaliteit en breng het gezin vaardigheden bij om communicatie met elkaar te versterken en conflict te vermijden.
  • Verwijs naar steunmogelijkheden.

4. FACILITEER ZORGCONTINUÏTEIT

  • Zorg voor een goede opvolging van suïcidale kinderen en jongeren, zowel voor, tijdens als na de behandeling.
  • Zorg voor een goede informatie-overdracht naar andere hulpverleners.
  • Sluit als hulpverlener aan bij een regionaal netwerk, zodat je een zicht hebt op het zorgaanbod in jouw regio.